Theeplant
Wat is thee? Ondanks dat het taalkundig veel misbruikt wordt, mag er alleen over thee gesproken worden als het waterige aftreksel van de bladeren van de Camelia sinensis betreft. Andere waterige aftreksels zijn een infusie. Kamillethee is bijvoorbeeld taalkundig incorrect, het is immers een infusie van kamille en niet van de theeplant afkomstig. In theorie zijn er drie soorten aftreksels, namelijk 1) een infusie, een water aftreksel van elke plant of plantenonderdeel (bijv. kamille of lavendel), 2) een decoct, een afkooksel van verhoute planten plantendelen zoals wortels, takjes of zaden (bijv. gember of venkel), en 3) een maceraat, een koud aftreksel van planten met slijmstoffen, waarbij de kruiden bij goed gebruik minstens 12 uur in koud water moeten trekken. Ten slotte is er natuurlijk nog het aftreksel in melk. Denk bijvoorbeeld aan masala chai, lai tcha of zelfs aan Tibetaanse boterthee.
Theeplant in verschillende soorten en maten
Camelia-sinensis (de theeplant) Afdeling/stam: SpermatophytaOnderafdeling: Magnoliophyta (Angiospermae)Klasse: Magnoliopsida (Dicotyledonae)
Orde: Theales
Familie: Theaceae
Geslacht: Camelia
Soort: Camelia sinensis (L) O. Kuntze (Thea sinensis)
De theeplant, Camelia sinensis, is de plantensoort waarvan de bladeren en knoppen worden gebruikt voor het maken van thee. Het is van het geslacht Camelia (Chinees 茶花; letterlijk vertaald ‘theebloem’), een geslacht van de plantenfamilie Theaceae. Alle soorten thee – witte thee, gele thee, groene thee, oolong, pu erh en zwarte thee – zijn allemaal afkomstig van een en dezelfde plant. Het verschil tussen de theesoorten ontstaat door de verschillen in verwerking.
De Camelia sinensis is een groenblijvende plant, eigenlijk een boom die tot 15 à 20 meter hoog kan worden, met een sterke penwortel. De bladeren van de plant worden tussen de 4 en 15 cm lang en tussen de 2 en 5 cm breed. De bloemen zijn witgeel van kleur, hebben een diameter van 2,5 tot 4 cm en 7 tot 8 bloemblaadjes. De zaden van de Camelia sinensis en de Camelia oleifera kunnen worden verwerkt tot theeolie (niet te verwarren met de etherische olie theeboomolie), een zoete smaakmaker. De theeplant kan heel erg oud worden, waarbij 100 jaar geen uitzondering is. De theeplant is goed bestand tegen kou, schommelingen in temperatuur, geniet van enkele tot 5 uur zon en drinkt graag water. Waterverbruik per plant van 200 mm per maand is normaal. Door het grote aanpassingsvermogen is het mogelijk voor de theeplant om tussen 42 ° NB tot 29 ° ZB te groeien, van zeeniveau tot 3.500 meter hoogte. De beste thee wordt overigens geplukt boven de 1.500 meter.
Er bestond veel onduidelijkheid over de correcte naam van de theeplant totdat tijdens het International Botanical Congress in 1935 te Amsterdam werd besloten dat Camelia sinensis (L) de correcte naam was voor de theeplant. Terwijl de nomenclatuur (lees: naamgeving) van de theeplant eindelijk was vastgelegd, stond de positie van de twee soorten, de Chinese en Assam theeplant, nog open. Dr. W. Wight stelde in 1962 voor om de Chinese theeplant Camelia sinensis (L) te noemen, Camelia assamica (Masters) voor de Assam theeplant en de subsoort Camelia assamica subsp. lasiocalyx (Planch. MS) voor de Zuidelijke vorm (Indochina).
Botanisten onderscheden nu in hoofdlijnen (geschikt voor commerciële verwerking) drie nauw verwante theeplantsoorten – een soort in China, Assam en een zuiderse Assam subsoort in Cambodja.
Chinese theeplant (Camelia sinensis var. sinensis)
De Camelia sinensis L. of de Chinese theeplant is een grote struik, 1-2 meter hoog met veel opkomende stammen vanuit de stronk. De Chinese theeplant of de C. sinensis var. sinensis komt naast China, ook voor in Tibet en Japan. De Chinese theeplant is bestand tegen grote temperatuurschommelingen en kou, kan tot wel honderd jaar worden en produceert 5 cm lange bladeren. Het blad is hard, dik en leerachtig met een flets oppervlak, marginale niet-opvallende nerven welke lijken verzonken te liggen in het blad. Het blad is breed ovaalvormig. Jonge bladeren kleuren van granaatbruin naar osbloedrood tot paars. De bloemen komen alleen of in paren. De bloemsteeltjes zijn 6-10 mm lang en knotsvormig. De kelkblaadjes zijn leerachtig, ovaalvormig en 3-6 mm lang. De bloemen zijn in het algemeen licht roze-wit.
Herkomst van de naam Camelia De naam Camelia is afkomstig van de Latijnse naam (Camellus) van Georg Kamel (1661-1706), een Tsjechische missionaris, apotheker en botanicus op de Filippijnen. De bekende Zweedse botanicus Carolus Linnaeus koos zijn naam in 1753 voor het geslacht ter ere van Kamels bijdrage aan de botanie. De vernoeming is niet omdat Kamel de theeplant heeft ontdekt, of welke Camelia dan ook, en Linnaeus vond de theeplant geen Camelia maar een Thea. Pas in 1818 veranderde de Engelse botanicus Robert Sweet de geslachtsnaam naar Camelia. De naam sinensis betekent China in het Latijns.Assam theeplant (Camelia sinensis var. assamica)
De Indische versie, de Camelia assamica is een veel wildere boom. De Camelia assamica (Masters) of de Assam theeplant is een kleine boom. De boom wordt ongesnoeid tussen 10-15 meter hoog met een stam soms tot een derde van de hoogte met robuuste vertakkingen. Hij komt voor in landen met een tropisch klimaat en blijft ongeveer 40 jaar produceren. Op de Indische velden zijn de theestruiken dan ook ruwer, grover en meestal hoger dan 1,5 meter. De bladeren zijn gewoonlijk breed ovaalvormig, 8-20 cm lang en 3,5-7,5 cm breed met marginale niet-opvallende nerven. De bloemen komen alleen of in paren, met 5-6 oneven leerachtige kelkbladeren. De bloem bevat 7-8 witte, soms met gele pigmentvlekken, bloemblaadjes en talloze meeldraden overeenkomend met de C. sinensis.
Indochina theeplant (Camelia sinensis var. assamica subspecies lasiocalyx)
De meer zuidelijke subspecies van de Camelia sinensis var. assamica is de Camelia assamica subspecies lasiocalyx. De Camelia assamica subsp. lasiocalyx (Planch.MS) of de Cambodiensis – de zuidelijke vorm van de theeplant – is een smalle, verticale boom. De boom wordt 6-10 meter hoog, met verschillende rechte, bijna gelijk ontwikkelende takken. De Cambodjaanse soort wordt hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het kweken van kruisingen. De leerachtige bladeren zijn min of meer recht, glanzend en geelgroen wanneer jong, van licht groen bij volwassenheid en veranderend naar kopergeel of rozeachtig rood vanaf de herfst tot het einde van het seizoen. De bladgrootte zit tussen sinensis en assamica in, breed ovaalvormig met marginale niet-opvallende nerven. De stam is van onder rozeachtig rood. De roze-witte geurige bloesems zorgen voor een muskaatnootachtige vrucht die een tot drie zaden bevat. Voor de rest kent de subsoort veel overeenkomsten met de Assam theeplant.
Geschikt klimaat
De Camelia sinensis komt van oorsprong uit Oost, Zuid en Zuidoost Azië, namelijk uit China. Theeplanten gedijen het best in een warme en vochtige omgeving. Vandaag de dag wordt de theeplant in veel tropische en subtropische regio’s verbouwd. De geschiktste klimaten hebben een temperatuur van 10 C tot 30 C, een regenval van 200-225 cm per jaar en liggen 350-3.500 meter boven zeeniveau. De juiste combinatie van hoogte en vochtigheid zorgt voor de benodigde langzame groei en hoe hoger de thee wordt verbouwd, hoe meer smaak hij heeft en hoe beter de kwaliteit is.
Het is een van oorsprong altijd groene kleine boom of struik. Wanneer de theeplant wordt verbouwd voor de productie van thee wordt deze gewoonlijk gesnoeid tot een hoogte van 2 meter.
Samenstelling van het blad
De bladeren van de theeplant bevatten chemische stoffen zoals aminozuren, koolhydraten, mineraalionen, cafeïne en waarvan polyfenolen een zeer belangrijke rol spelen. Tijdens het bewerkingsproces worden de meeste chemische stoffen gevormd. Ondanks dat elke specifieke eigenschappen aan het aroma toevoegen, wordt de smaak van thee hoofdzakelijk gevormd door de combinatie van verschillende polyfenolische verbindingen met cafeïne. Theebladeren bestaan tijdens de pluk voor 75 à 80% uit water. Tijdens het ‘verflensen’, het eerste stadium van het bewerkingsproces, wordt het vochtgehalte teruggebracht tot 60 à 70%. Om de theebladeren verder te verwerken tot oolong en zwarte thee worden deze gefermenteerd. Tijdens fermentatie oxideren de polyfenolische theaflavinen met zuurstof in de lucht. Oxidatie van de theebladeren is te vergelijken met een rottingsproces. Door oxidatie ontstaat de unieke smaak en kleur van thee. Het drogen van de theebladeren deactiveert vervolgens oxidatie en vermindert het watergehalte verder tot minder dan 5%.
Kukicha thee De thee Kukicha is ook afkomstig van de theeplant Camelia sinensis, alleen worden hiervoor de twijgen en stelen van de plant gebruikt in plaats van de bladeren.Naast de polyfenolen is cafeïne een andere belangrijk hoofdbestanddeel van thee. Cafeïne, dikwijls theïne genoemd bij thee, heeft een licht stimulerende werking en bevordert de spijsvertering. Van witte en groene thee tot zwarte thee, alle theeën bevatten cafeïne. De verschillende theesoorten bevatten echter elk eigen, van elkaar verschillende hoeveelheden cafeïne. In groene thee zit bijvoorbeeld minder dan in oolong en in oolong zit weer minder dan in zwarte thee. Een kopje groene thee bevat ongeveer 8 mg, oolong ongeveer 12 mg en zwarte thee tussen de 25 en 110 mg cafeïne. Ondanks dezelfde benaming van cafeïne bij koffie als bij thee, gedraagt dezelfde stof zich volledig anders bij de verschillende dranken. Cafeïne in koffie bijvoorbeeld wordt snel door het lichaam opgenomen en komt onmiddellijk in de bloedsomloop waar het de cardiovasculaire activiteit stimuleert. Door de polyfenolische verbindingen met cafeïne in thee wordt het absorptieproces hoogstwaarschijnlijk vertraagd. Hierdoor is het effect langzamer en houdt het langer aan dan bij koffie, waar het heviger en korter van duur is.
Waarom thee en niet chai?
Niet iedereen zegt ‘thee’ (of een variant hierop) tegen het waterige aftreksel van de blaadjes van de Camelia sinensis. Deze benaming komt voornamelijk in de Westerse wereld voor. Een andere naam is ´chai´ of een variatie hierop. Hoe is dit ontstaan? Er zijn twee verschillende oorsprongen, die debet zijn aan het verschil in benaming. De eerste stroom hangt samen met de Portugezen, de tweede stroom hangt samen met de Nederlanders. In den beginne dreven de Portugezen handel met de Kantonees sprekende Chinezen op het eiland Macau. In het Kantonees wordt het Chinese karakter voor thee als tsaa. Eerder namen de Japanners het Chinese karakter over en spreken het ook uit als tchaa. Via handel en de zijderoute geldt dit bovendien ook voor de landen India, Sri Lanka, Pakistan en Bangladesh waar men het als cha uitspreekt. Het zelfde woord werd als cha opgenomen in het Portugees, Perzisch, als shai in het Arabisch, ja in het Tibetaans, chay in het Turks en chai in het Russisch. De tweede stroom is het gevolg van de contacten tussen de Nederlandse koopvaarders van de V.O.C. en Chinezen in de haven van Amoy. In Chaozhoe en in Amoy sprekende de mensen echter een dialect waar ze hetzelfde Chinese karakter uitspreken als tê. Hierdoor kreeg het product in het Nederlands niet de naam tsaa maar thee. Met de bloeiende handel met buurlanden werd het product door de Nederlanders in Europa wijdverspreid en bekend, als variaties op, thee. Zo werd het thee in het Duits, te in het Italiaans, Spaans, Deens, Noors, Zweeds, Hongaars en Maleis, tea in het Engels, thé in het Frans, tee in het Fins, teja in het Lets, tain het Koreaans, tey in het Tamil, thay in het Singalees en kreeg de plant de Latijnse naam Thea sinensis.